Contact Spoed
Tekstgrootte

Troost

Pastorale van Ds. Lida Tamminga, geestelijk verzorger en predikant.

Mijn fiets is gestolen. Nog wel in de camerabewaakte fietsenstalling van het metrostation Slinge. Maar dat maakt niet uit. Ik bedoel: ondanks de camerabeelden is mijn fiets niet teruggekomen. En ook was er geen aardige cameraman die mij troostte met mijn verlies. Integendeel. Bij de intercom van de fietsenstalling klonk een afstandelijke stem die mij, zeer correct maar zonder gevoel, meldde dat ik aangifte moest doen bij de politie.

Met mijn ziel onder mijn arm liep ik vervolgens verdwaasd het metrostation weer in. Er zat een mevrouw van de RET in een kantoortje. “Mijn fiets is gestolen…”, zei ik tegen haar. Ik wist natuurlijk wel dat zij met de stalling niets te maken had. Maar ik kreeg waar ik op hoopte: troost. “Mevrouw, het is verschrikkelijk!”, brandde de dame van de RET los. “Het gebeurt aan de lopende band en er is geen houden aan! Je denktdat je fiets veilig staat maar het is niet waar! En daar sta je dan! Nou, ik vind het heel vervelend voor u!” Wat ze zei kwam recht uit haar hart. Hè, dat hielp! Wat fijn, zo iemand die direct de erkenning geeft van het geleden leed. Ik begon mijn verlies al te verwerken.

Het zette me weer eens aan het denken over troost. Vaak denken we als we iemand willen troosten dat we iets tegenóver het leed moetenzetten. Bijvoorbeeld: dat het goed komt, dat je nog zoveel goede dingen overhoudt, en dat het nog veel erger kan in deze wereld. Maar niets werkt zo effectief als een oprecht mens die vanuit haar hart je leed erkent.

Over het verlies van mijn fiets ben ik nu heen. Het was maar een fiets. Er zijn ergere dingen.